Radar
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen actieve sensoren en of teruggekaatst wordt door een voorwerp op Aarde. Een actieve sensor zendt zelf een elektromagnetisch signaal uit om de aarde te bestralen en registreert of meet de reactie van het doelwit of de oppervlakte. Actieve sensoren zijn onafhankelijk van de zon en zijn straling en kunnen dag en nacht werken.
Eén van de meest bekende actieve sensoren is RADAR. Radar staat voor RAdio Detection And Ranging (verkenning en afstandmeting door radio). De radar werkt in het microgolfbereik van het elektromagnetische spectrum voorbij de gebieden van zichtbaar en thermisch infrarood licht.
Wat men wil "fotograferen" wordt dus niet belicht, maar bestraald met microgolven. Microgolfbeelden verschaffen informatie over de geometrische en diëlektrische eigenschappen van het bestudeerde doelwit. Deze hebben hoofdzakelijk te maken met de ruwheid en samenstelling (ijzer, beton, hout, waterinhoud) van het doelwit, waardoor radarbeelden moeilijker te interpreteren zijn dan optische beelden.
Over het algemeen gebruikt beeldvormende radar golflengten van 1 mm tot 1 meter. Langere golflengten (lagere frequenties) dienen meestal voor communicatie en navigatie. Door in het microgolfbereik van het elektromagnetische spectrum te werken dringt het signaal beter door de atmosfeer en wordt het minder gedempt. In tegenstelling tot optische sensoren wordt beeldvormende radar niet beïnvloed door het wolkendek of nevel en is het vrij ongevoelig voor weersomstandigheden. Waterwolken beïnvloeden de werking van de radar slechts bij golflengten korter dan 2 cm, terwijl regen weinig invloed heeft op golflengten langer dan 4 cm.
Zachariae-gletsjer. Dit beeld van noordoostelijk Groenland combineert drie radarbeelden van Sentinel-1A genomen op 15 februari, 10 maart en 3 april 2016. De grijswaarden links tonen de statische landmassa, en de kleuren rechts tonen veranderingen in zeeijstype en -dikte tussen de drie radarscans. Bron: ESA
Beeldvormende radars werken op een specifieke golflengte. Optische sensoren registreren elektromagnetische energie in banden die een reeks golflengten bestrijken (bv. 0,4-0,5 micrometer), maar een radarsysteem registreert slechts één specifieke golflengte van het terugkerende signaal van de grond of het doelwit (bv. 23 cm). Men kan de vergelijking verder doordrijven: het zichtbare deel van het elektromagnetische spectrum omvat de rode, groene, en blauwe spectrale bereiken. Zo omvat het actieve microgolfbereik onder andere X, C, L, en K-banden, die verwijzen naar de specifieke segmenten van de microgolfonderdelen van het elektromagnetische spectrum. Een “X”-bandsysteem zou zo een radar zijn die werkt bij één enkele golflengte binnen deze band (bv. 3,2 cm). Deze alfabetische referentie voor radargolflengten werd voor het eerst vastgelegd door het leger in de vroege jaren van het radaronderzoek voor verkenningsoperaties. Met de tijd werden verschillende andere identificatieschema's voorgesteld en gebruikt door andere regeringen en wetenschappers. Het toekennen van letters aan een microgolffrequentiebereik werd aanvaard als het de facto, zoniet officiële referentiesysteem voor radargolflengten.